maandag 2 augustus 2010

De eindverantwoordelijke arts

Tot vorig jaar september nam ik zoveel als ik kon, mijn vader mee voor autoritjes. Hoewel de ritjes steeds korter duurden omdat hij er steeds sneller genoeg van had, genoot hij op die momenten voluit. Het bracht hem tot rust, omdat de auto zijn drang tot bewegen overnam. Hij keek naar buiten, zei niet veel, maar het was hem aan te zien dat de rit hem goed deed.
De laatste keer dat ik hem meenam, was hij al danig verzwakt. Het lukte om hem in een rolstoel te krijgen zodat hij de voor hem lange wandeling naar de parkeerplaats niet hoefde te maken. Een verzorgster wilde me tegenhouden met de woorden 'ik weet niet of dat wel zo verstandig is'. Ik heb geantwoord dat het héél verstandig is en ben doorgegaan.
De keer daarvoor was er ook al enig protest vanuit de verzorging.
Op de parkeerplaats bij de heide heb ik vader gewaarschuwd dat hij maar goed van het uitzicht moest genieten, omdat dit wel eens de laatste keer kon zijn. Hij: 'och nee toch'. Ik zei hem dat de protesten vanuit de verzorging steeds harder werden.
Zoals elke keer als wij het verpleeghuis weer naderden, groeide ook zijn onrustig gedrag. Verscheidene keren wilde hij niet naar binnen.

Nadat ik hem van die laatste autorit had teruggebracht, kwam er een email dat de arts had besloten dat hij nu een eigen kamer had en daar niet meer af mocht, en dat hij ook geen autoritjes meer mocht maken. Daar werd hij maar onrustig van.
Vanaf dat moment is vader continu vastgebonden op een kale kamer zonder enige prikkels.

Dat vader niet meer naar de huiskamer mocht, zal hem worst geweest zijn aangezien hij daar vanaf het begin toch zo weinig mogelijk wilde zijn. Dat hij eindelijk een eigen kamer kreeg... dat had hij vanaf het eerste begin moeten hebben, dan had hij een rustpunt gehad en mogelijk geen loopdrang ontwikkeld. Maar dat zijn eigen kamer als gevangeniscel zou worden ingezet, is nooit zijn wens geweest.
Dat hij geen autoritjes meer mocht maken vond hij heel erg.

Wat ik zelf het schrijnende vind, is dat de arts noch mijn vader noch mij als chauffeur iets gevraagd heeft over die autoritjes. Hij is er ook nooit bij geweest als ik vader terugbracht naar de afdeling. De onrust die vader zou hebben opgelopen van de ritjes, heeft hij dus niet zelf kunnen constateren.
Had hij mij, en vader, hierover wel gesproken, dan had hij vernomen dat de oorzaak van de onrust niet de ritjes waren (daar werd hij immers juist rustig van), maar het feit dat hij terug moest naar de afdeling.
Met andere woorden: de enigen die hem hebben kunnen doorgeven dat vader onrustig was, zijn de verzorgers. En dan met andere woorden: de arts heeft zijn rigoureuze besluit gebaseerd op waarneming van laagopgeleid personeel, niet op die van hemzelf.

In de afgelopen clientenraadsvergadering kwam een andere arts iets vertellen over het Ban de Band-project. Toen ik ter sprake bracht dat een besluit om de zweedse band toe te passen, niet gebaseerd is op het eigen medisch oordeel, verdedigde zij zich met de stelling dat de verzorging een 'signalerende functie' heeft.
Het klinkt mij in de oren als het afschuiven van de eigen verantwoordelijkheid.

De verpleging een verlengstuk van de artsenstand?
In de verpleeghuiszorg is het andersom: de arts is een verlengstuk van de verzorging. En beide partijen varen daar wel bij. De verzorging krijgt zijn zin als het gaat om lastige bewoners maar kan zich verschuilen achter een artsenbesluit, en de arts heeft een makkelijk baantje omdat hij signalerende verzorgers heeft en dus geen eigen onderzoek hoeft te verrichten.
En weer schiet de bewoner erbij in.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten